Hoe het was
In Feijenoord en IJsselmonde wordt veel gebouwd en opgeknapt. Maar wat zat hier vroeger eigenlijk? Wat deden de mensen voor werk? Hoe leefden ze? Pieter Termeer van Leeszaal Vreewijk brengt voor Stadionpark en de Roseknoop de geschiedenis tot leven. Pieter heeft Zuid van kinds af aan met eigen ogen zien veranderen en zit boordevol verhalen.
Afgehakte duivenpootjes
‘Duifies, duifies kom toch bij Gerritje’, zong acteur Leen Jongewaard in de tv-serie Ja Zuster, Nee Zuster. In dit gebied rondom de Roseknoop waren wel 10 postduivenverenigingen actief. Ze zaten bijna allemaal in de LMO (Linker Maasoever Club). De duivenmelkers, meestal arbeiders, hielden op zolder of in hun achtertuintje hun duiven. Buitenstaanders noemden het de renpaarden van de arbeider, maar dan in de lucht.
Gerrit is een oer-Hollandse voornaam en er zullen er vast wel een paar zo geheten hebben, maar ook Theo, Cees, Jan of gewoon Cor. Van ongeveer 1920 tot 1980 zag je ze gaan: op de fiets of brommer met duivenmand en duivenklok achterop. Ze gingen naar het duivenlokaal om de duiven aan te melden voor vervoer naar Frankrijk en Spanje. De duiven werden vervoerd door grote vrachtwagens die de beestjes overal ophaalden, op de Hilledijk en in het nooddorp Smeetsland waren in mijn herinnering deze lokalen te vinden. Duizenden kilometers verderop werden ze losgelaten en moesten ze zo snel mogelijk weer naar huis vliegen.
De duivenlokalen waren ook ontmoetingsplekken voor een praatje, koffie en biertje, vooral als er een duif als eerste binnen was gekomen. Die noemden ze de ‘Generaal’ en als deze duif ook voor nageslacht zorgde, kon eraan verdiend worden. De duiven werden met een blikje voer opgewacht door de duivenmelker, op de dakplatjes of in de tuintjes. Sommige duivenmelkers staarden dagenlang naar de witte wolken, tot de prijsduiven naar beneden kwamen. Dan snel zijn ring afdoen en in de duivenklok aflezen op welke tijd deze binnenkwam. Het waren echte spannende wedstrijden die het duivenbloed in vele duivenmelkers sneller deed stromen. De vrouw des huizes bracht koffie naar boven, soms met een borrel als er een duif met een prijs binnenkwam. Ook Cor Kieboom, de oud-voorzitter van Feyenoord hield duiven, op de Dordtsestraatweg (nu Pascalweg). Dat heb ik zelf gezien.
In 1940 kwam er abrupt een eind aan deze hobby van de gewone man. De Duitse bezetter was als de dood voor spionageactiviteiten van de burgers. ‘De duif is dood’, riep cabaretier en zanger Toon Hermans in een sketchje op toneel. Maar de duivenmelkers in Rotterdam moesten écht al hun duiven dood maken. Als bewijs moesten ze de afgehakte of doorgeknipte pootjes bij de politie inleveren. De enkeling die toch doorging met duiven houden, kreeg een stevig gesprek. Of nog erger, werd er gedreigd met opsluiting in een kamp. Dus het werd wel stil in de lucht en in de hokken…
Als je nu duiven ziet vliegen in het Roseknoopgebied zijn dat misschien wel de ‘achterklein’duiven van toen…
Beeldmateriaal: © Stadsarchief Rotterdam
Bekijk dit ook op: Stadionpark Rotterdam Hoe het was
De Waaier
Vanaf de Maashaven, Rijnhaven en het centrum liep een breed spoorwegnetwerk tot aan IJsselmonde en Barendrecht. Het rangeerterrein Feijenoord was tot 1980 in gebruik, daarna werd Kijfhoek als vervanger in gebruik genomen. Vooral tussen de Hilledijk en de Rosestraat was het spoor heel breed, als een soort waaier lag het daar. Dag en nacht, 24 uur lang, 7 dagen per week was hier bedrijvigheid; fluitsignalen van machinisten en rangeerders die de treinen verplaatsten.
Het rangeerterrein Varkenoord tussen de West-Varkenoordseweg en de Olympiaweg
©️Stadsarchief Rotterdam.
De brutaalste jongens en meisjes glipten door de gaten van de hekken om te schooieren. Het ‘wagonnetje piepen’ waarbij ze achter een wagon hingen, was een favoriet tijdverdrijf. De rangeerders waren er niet blij mee want het was best gevaarlijk. Het ‘heuvelen’ van de wagons ging met grote snelheden en geluid. Dan werd een wagon met een locomotief tegen een heuvel op geduwd. Op de top van de heuvel rolde de wagon door de zwaartekracht vanzelf naar beneden. Zoef… beng… via een wissel naar het goede spoor klapten ze tegen de andere wagons van de goederentrein aan! Het loskoppelen van de wagons werd gedaan door ‘knuppelaars’, met een lange dunne stok.
Doe je ogen even dicht en denk je eens in wat hier allemaal is vervoerd: bananen, koffie, cacao, kopra (gedroogd vruchtvlees van de kokosnoot), olie, kolen, hout en nog veel meer. Als de jongens en meisje van Zuid in hun bed lagen, hoorden ze hoe de treinen zich verplaatsten (rangeren). Vooral het heuvelen hield ze uit hun slaap. De huizen hadden enkel glas, je hoorde alles wat van buiten kwam. Tijdens een spoorwegstaking was het erg stil en dan konden ze juist niet slapen, zo gewend waren ze aan de geluiden. Gelukkig was de staking snel over en ging het stoomfluiten en gebonk van de wagons weer vrolijk verder.
Bekijk dit ook op: Stadionpark Rotterdam Hoe het was